zaterdag 5 november 2011

Een goed afgesloten sportklimseizoen

Het is 1 oktober en ik ben samen met Koen en Frans in Berdorf (Luxemburg) aan het klimmen met beter weer dan we in de hele zomer hebben gezien. De zomer is laat dit jaar... Tegen alle verwachtingen in is er dan toch deze laatste kans om een in het water gevallen sportklimseizoen goed af te sluiten. Ik had het nodig na een seizoen dat niet volledig voldeed aan de gehoopte bevestiging van mijn ego!

Twee weken terug was ik nog met Floris op Mallorca, in de hoop daar wel een klimondersteunend klimaat te treffen. Daar was de zon dus gebleven! Zes dagen lang was het ruim boven de 30 graden en hebben we amper een wolk gezien. Dat is niet lekker projecten kan ik je vertellen (het magnesiumcarbonaat was werkelijk niet aan te slepen om mijn zweethanden droog te houden en zelfs van stilzitten in deze atmosfeer werd ik moe) en voor het eerst heb ik tijdens een klimtrip totaal geen behoefte gevoeld om veel pogingen in een uitdagend project te spenderen. De helft van de tijd hebben we besteed aan deep water solo klimmen en het lekkerste daarvan was het vallen in de zee. Kort samengevat was het een ontspannen week met veel mooie (pogingen tot) beklimmingen, maar over het algemeen niet zwaarder dan hoog in de 6e graad. Mijn enige grensverleggende prestatie was de flash/onsight van 'Big XXL', een 7a deep water solo dwars door een steil overhange grot vol enorme stalactieten. Daarmee heb ik mijn onsight doel voor 2011 (6c+) verzilverd, maar toch heb ik na de trip een deels onbevredigd gevoel door het gebrek aan aantoonbare vooruitgang. Ben ik wel zo goed als ik aan het einde van dit jaar had willen zijn?

Deep water solo in de route Bisexual (6c+)
Over de dakrand van Sostre den Burotet (6c+)
In het eerstvolgende weekend ging ik hopend op het halen van mijn boulderdoel (6C+) naar het Teutoburger Wald, waar ik nog twee projecten open had staan op de kleine, goed verstopte sector Boone. Michelle en de honden hielden mij gezelschap en wellicht heeft dat me de benodigde extra energie gegeven. Het eerste project, 'Mills' (6C), viel al in de tweede poging. Het is een korte, steile boulder die draait om twee passen vanaf een heel klein slopertje en een al even kleine crimper. Voor het project waar ik eigenlijk voor kwam, de lange traverse 'Boone' (6C+), had ik meer pogingen nodig. Hij viel me zwaar, ondanks de twee sessies die ik er al heb geinvesteerd. Beide keren moest ik stoppen nadat ik een vingertop tot bloedens toe had opengetrokken op de gemeen scherpe crimpers in de crux. Ditmaal had ik minder moeite met de zware cruxpassen, maar viel ik tot twee keer toe voorbij de crux door uitputting uit de boulder. Pure power endurance dit en wat zoog het me snel leeg. Al vrij vlot kwam het besef dat ik wellicht nog energie had voor een enkele goede poging en dat succes zeker niet gegarandeerd was. Na een goede rust stapte ik op een moment van focus en vastberadenheid nog eenmaal in en klom ik snel en sterk door de crux. Nu kwam het aan op doorbijten. Razendsnel liepen mijn onderarmen leeg in de laatste meters, maar dankzij een flinke hoeveelheid adrenaline wist ik nu op mijn tandvlees het einde wel te halen. Tevreden en blij met mijzelf kon ik nu gaan om samen met Michelle en de honden nog even te ontspannen in het nabijgelegen Tecklenburg. Topdag!

Goed, genoeg flashbacks en veren in mijn eigen reet, ik ben in Berdorf nu en heb het voor mijn gevoel van eigenwaarde nodig om me nog een keer te bewijzen voor het einde van het sportklimseizoen. Ik kan me daarvoor geen beter gezelschap wensen dan Koen en Frans, die beiden boven mijn niveau klimmen en een even groot gebrek hebben aan respect voor lichamelijke signalen van vermoeidheid en pijn. Dat verhoogt de kans op persoonlijke toppresaties flink. Voor het weekend heb ik verder mijn haar gemillimeterd, alle beetjes gewichtsverlies helpen! Aan voorbereiding dus ook geen gebrek. We beginnen met het opwarmen in een mooie 6a ('Lionell Terray') met een pittige instap die eigenlijk veel te blessuregevoelig is voor een opwarmer. Direct erna stappen we in een openstaand project van Frans en Koen, de prachtige route 'Arrête, Paulette!' (7a+). Na zo'n 20 meter razend oppompend duurklimmen (prima tweede opwarmer, toch?) volgt een goede rust. De laatste meters over de karakteristieke, licht overhangde arrête zijn de crux: een aantal lange passen op erg kleine randjes, gevolgd door een paar passen op pockets waar veel lichaamsspanning voor nodig is. Goede voetentechniek vereist... Koen klimt de route in zijn tweede poging, maar Frans en ik moeten na de derde poging opgeven. De beste vingerkracht is op. Bakken trekken is nu een beter idee en daarom verhuizen we naar 'Voleur de Spits' (7a+). Deze steil overhangende hoek is de meest voor de hand liggende en wellicht de mooiste lijn van Berdorf. Frans en Koen hebben de route al eens geklommen en doen hem voor: een uitgelezen kans om voor een flash te gaan. Ik begin goed, al zeg ik het zelf: zonder al teveel moeite klim ik met grote passen vrij snel door tot de eerste rust, ongeveer halverwege de route. Het steilste deel van de route is daarmee overbrugd! Een klein cruxje leidt naar de tweede rust, die moeilijker is om te benutten en dat lukt me dan ook niet goed. Tot overmaat van ramp verdwaal ik te ver links van de hoek, moet ik weer terugklimmen en nogmaals omhoog, nu meer naar rechts. Als ik bij de laatste twee passen nog een keer alles moet geven, ben ik zo opgepompt dat ik val met het relais op ooghoogte. Frustrerend! We concluderen dat we allemaal de beste energie wel verbruikt hebben vandaag (Koen heeft tussendoor zelfs nog een poging in een lastige 7b+ getrokken) en we sluiten af met een leuke 6b en een wat minder geslaagde 6a met een bizar routeverloop. Resultaten van de eerste dag: twee 6a's en een 6b, niet bepaald de bevestiging die ik zocht.

Dag twee, de laatste kans van dit seizoen om te presteren. We warmen weer op in een 6a ('Korallenpfeiler', een naam die mij al had moeten vertellen dat ik deze route niet leuk ging vinden) en stappen dan in een van de twee klassieke endurance 6c's van Berdorf: 'Heinz'. Zijn buurman 'Willy' heb ik tijdens mijn vorige bezoek dit voorjaar geprobeerd en de onsightpoging daarvan mislukte. Ben ik nu beter in vorm? Voorbereid op een vergelijkbare worsteling begin ik en neem ik het advies van Koen ter harte: snel klimmen. Voor ik het weet ben ik boven, bijna zonder verzuring. Dat voelt goed! Vasthouden dat gevoel en snel terug naar Arrête, Paulette!. Het mag baten, want ik klim er in één keer doorheen, zonder dat de crux me heel veel moeite kost. Was dat gisteren nou echt zo moeilijk? De proef op de som is een poging in Voleur de Spits en ja hoor, ook daar klim ik nu direct doorheen. We sluiten de dag af in 'Bibi' (6b+), de langste route van Berdorf en er komt werkelijk geen eind aan. Dat is geen probleem, want het is een mooie route die leuk klimt en nergens te moeilijk wordt. Wat een topdag!

Het eerste deel van Arrette, Paulette!: verzurend doorklimmen
Koen, net onder de crux van Arrette, Paulette!
De onderste, steile helft van Voleur de Spits: doorklimmen!
Ben ik tevreden met het afgelopen sportklimseizoen? Ik denk het wel, ondanks een gebroken enkel en gescheurde enkelbanden direct aan het begin ervan, heb ik mijn gestelde doelen gehaald en ben ik absoluut een stuk verder dan ik vorig jaar was. Dat seizoen sloot ik af met een enkele 7a, een 6c+ die werkelijk niets te maken had met 6c+ en tweemaal een 6c onsight. Dit jaar staan er 4 6c+'en en 8 routes 7a en hoger op de redpointlijst, maar het onsightniveau lijkt niet enorm omhoog gegaan. 6c kost me nog steeds geregeld moeite, maar eerlijk is eerlijk: die twee 6c onsight's van vorig jaar waren erg, erg soft. Waar ik vorig jaar zo'n 50% succes had in 6b+ onsight pogingen, lukt dat me nu consequent en zonder veel moeite. Ik ben zonder twijfel vooruit gegaan en daar moet ik na mijn blessure al blij mee zijn. Op naar het volgende sportklimseizoen en ik laat het gestelde doel ervoor gewoon staan: 7c redpoint en 7a+ onsight. We zullen wel zien! Nu is het tijd voor boulderen en ik heb er zin in! Zouden deze winter de eerste 7e graads boulders al geklommen worden?

maandag 8 augustus 2011

Progressie?

Aanzienlijk langer dan de bedoeling was heb ik hier geen update meer geplaatst. Dat wil echter niet zeggen dat er niets is gebeurd! Eind mei vertrok ik met Frans, Peter en Koen richting het Italiaanse klimparadijs Finale Ligure om daar een week te blijven. Hoewel ik hoopte het 7a-plateau te overstijgen waarop ik sinds september vorig jaar al bivakkeer, heb ik geprobeerd de verwachtingen laag te houden: Finale staat bekend om haar moeilijke klimmen en genadeloze waarderingen. Dat bleek al snel terecht te zijn en allemaal moesten we de eerste dagen even wennen aan het feit dat zelfs 6a niet altijd onsightbaar bleek te zijn. Toen die knop om was gezet, heb ik geweldig kunnen klimmen in prachtige routes. Maar met een drietal 6c+ routes als topprestatie, zat er voor mij geen persoonlijk record in. Het kwam even heel dichtbij toen ik op de laatste dag uit de laatste pas viel van een atletische 7a+ door een enorm dak. De energie was echter op en meer zat er na een week zwoegen niet in. Op de terugweg naar Nederland maakten we nog een tweedaagse stop in het basiskamp van onze vereniging Onsight in Fontainebleau. Uitbrakken van zeven zware dagen in Finale op de rotsblokken van sectoren Isatis en Rocher Canon was lekker, maar zoals te verwachten volledig vrij van topprestaties. Zwaarder dan 6A heb ik er niet geboulderd. Ik zou er graag een keer fris naartoe gaan! Hoewel er in Finale foto's zijn genomen van de mooiste route die ik ooit heb geklommen (Per Uscire Dalle Tenebre, 6c+), heb ik mijn camera sinds de terugtocht niet meer kunnen vinden. Helaas dus wederom een fotoloos bericht...

In de maanden die volgden heb ik vooral veel geboulderd. Een dag in de Kakushöhle in de Duitse Eifel werd mijn eerste serieuze bouldersessie op rots en leverde onder andere de beklimming van een tweetal mooie 6B+'en en een 6C op. In een tweede sessie - dichter bij huis op de Siamesische Zwilling in het Teutoburger Wald - klom ik nog een 6B+ en een erg toffe 6C. Aangemoedigd door de voor mijn kunnen goede resultaten legde ik de lat wat hoger in een derde sessie - op het rotsblok Boone, ook in het Teutoburger Wald. Na anderhalf uur uitwerken van de lange traverse Boone (6C+), moest ik opgeven vanwege een tot bloedens toe doorgesleten vingertop. Alle (ongeveer twintig) passen lukten en ik kon ze in twee stukken doorlinken. Een goede reden om snel terug te gaan dus... Ik sloot de sessie af met de boulder Mills die volgens mijn lijstje 7A zou moeten zijn. Na ongeveer 10 minuten topte ik hem met een investering die heel passend zou zijn voor een 6B+. Wel is er een veel moeilijker variant mogelijk waarbij ik een goede greep hoog in de boulder oversla. Hij zit net links buiten de 'logische' directe lijn en het voelt niet heel onnatuurlijk hem te elimineren. Deze variant lukte me deze sessie niet meer en voelde meer als een 7A. Nog een reden om dit blok weer op te zoeken!

Hoewel de boulderresultaten van de afgelopen maanden motiverend zijn, was het belangrijkste moment voor mijn motivatie de beklimming van de route Banane op overhangende sector Schinder van de Dreikaiserstuhl. De slechts tien meter lange route heeft een aantal flink fysieke passen op erg kleine grepen en klimt meer als een boulder dan een sportroute. Een hele middag kostte het om de (voor mij) eenvoudigste sequence uit te werken en nog eens een middag om hem in de vierde poging volledig door te linken. Met een waardering aan de bovenkant van de Duitse VIII+, is het mijn eerste 7b en is het psychologische 7a plafond doorbroken. Het is tijd om mijn duur weer terug te trainen en hopelijk dit najaar de rotsen nogmaals op te zoeken om meer routes boven de 7a te klimmen. Ik heb eindelijk het gevoel dat ik weer vorder!

vrijdag 6 mei 2011

Drie redenen om terug te gaan naar Berdorf

Alleen het binnenlopen van het klimgebied bij het Luxemburgse Berdorf maakt de reis al de moeite waard. Vanaf de hooggelegen vlakte dalen we af in het bos en al snel bevinden we ons in een steeds smaller wordende kloof tussen wild gevormde zandsteenrotsen. Als de kloof zich weer opent, sta ik tussen indrukwekkende, ruim 30 meter hoge rotsplaten, vooral licht overhangend. De eerste klimmers zijn al in actie. Het zal wel druk worden dit paasweekend... Het is mijn eerste bezoek aan Berdorf en ik ben Frans, Roel, Liesbeth en Peter nu al dankbaar voor de uitnodiging. Erg groot is het gebied niet, maar ik zal al snel ontdekken dat elke route die ik er klim, de moeite waard is. Wat een kwaliteit! In de drie dagen die volgen probeer ik tevergeefs mijn persoonlijke grens te verleggen door mij aan het niveau van Frans op te trekken. Hoewel ik mijn moeilijkste projecten niet uit weet te klimmen, verras ik mijzelf met hoe dichtbij ik weet te komen. Ik mag dan wel geen persoonlijk record vestigen, ik zal zeker als een betere klimmer en gemotiveerder dan ooit naar huis gaan!

De beste prestatie van het weekend lever ik al op de eerste dag: Parapluie, een 7a met als duidelijke crux een groot dak. Een makkelijke inklim (5c) leidt naar een rust direct onder het dak en dan volgt een sequentie van tien passen om over de dakrand te komen. De uitklim is weer verticaal, biedt volop mogelijkheid tot rusten en is vrij eenvoudig (5c). In de eerste twee pogingen is het vooral zoeken naar de juiste bewegingen en voetplaatsingen. Poging drie verknoei ik zelf en in poging vier klim ik Parapluie zonder al teveel moeite uit. Frans klimt de route in de poging erna ook. Waar ik een krachtige, dynamische oplossing voor de cruxpassage kies, lost hij het statisch op door zijn hak boven zijn linkerhand (!) te haken en zich daaraan af te blocken. Bizar! Eerder op de dag mislukt mijn onsight-poging in Willy (6c), een absolute gebiedsklassieker. Het mag de pret niet drukken, want het is een schitterende route: mooi gelegen, erg divers, technisch en vooral behoorlijk lang en continu. Ik sta niet ver genoeg boven het niveau van de route om te compenseren voor alle energie die ik verlies door mijn fouten en het zoeken naar de juiste bewegingen. Ergens in de bovenste helft beeindigt de zwaartekracht abrupt mijn poging.

In de twee dagen die volgen klim ik wel tweemaal een 6b+ onsight, eerst La Plage en later Les deux Secrétaires. Hoewel ik in de laatste meters van La Plage even moet vechten tegen de verzuring, gaan beide routes relatief makkelijk en dat geeft me het gevoel dat ik meer moet kunnen. Dit weekend zal het echter niet gebeuren. Frans en ik zoeken de populaire route Yellow Submarine (7a) op en om een lang verhaal kort te maken vergooien we er vooral veel energie in. We doen veel teveel pogingen veel te snel achter elkaar en blijven door de vermoeidheid en veel technisch prutswerk vallen, danwel in de hooggelegen crux, danwel net erna. Ik trek mijn vingertop bovendien tot bloedens toe open op een klein greepje in de cruxpassage. Omdat we beiden het geduld niet op kunnen brengen om tussen de pogingen te herstellen (het lukt immers steeds net niet!), klimmen we de route tot overmaat van ramp niet uit en sparen we vooral veel airmiles. Ik probeer er het voordeel maar van te zien: op deze manier is het trainingseffect zonder meer het grootst. Enigszins gefrustreerd laten we de route na een groot aantal pogingen achter en besluiten we er tijdens dit bezoek ook niet weer terug te komen. Hoewel het een mooie, technische route is, lijkt het ons beter hier tijdens een volgende bezoek pas naar terug te keren om ons verdere frustratie te besparen.


Het grootste deel van zowel de tweede als de derde dag besteden we aan Deiwel en Infernale, respectievelijk gewaardeerd op 7b+ en 7b (beide lijken ze mij persoonlijk een halve graad lichter). In stijl kunnen de routes haast niet meer van elkaar verschillen en beide bieden ze mij een flinke uitdaging. Deiwel is kort en erg fysiek in een flinke overhang, terwijl Infernale lang, verticaal en veel meer op balans is. Pas aan het einde van de 26 meter lange route zitten vier fysieke passen, waarvan de laatste een volledige dyno. Twee schitterende routes! De meeste tijd besteed ik aan het uitwerken van Deiwel. Vanuit een bizarre zitstart (staan kan er niet) volgen 18 zware passen tot het einde van de overhang. De uitklim erna is eenvoudig. Na een flink aantal pogingen kan ik alle passen uitgerust zonder veel moeite maken, maar blijkt een het linken van alle 18 een brug te ver. Structureel moet ik stoppen en rusten op de 13e pas. Voor de afwisseling klim ik de route Choco Prince, vlak naast Deiwel en eveneens door de overhang. Ik heb de cruxpassage niet snel genoeg door en mis de onsight. In een tweede poging top ik Choco Prince vrij eenvoudig. De waardering van de route stond ooit op 7a en is inmiddels verlaagd tot 6b+. Voor een 7a is het inderdaad te eenvoudig, maar 6b+ doet de route in mijn ogen ook geen recht. Laat ik het een 6c noemen. Als Frans daarna Deiwel uitklimt in een prachtig solide en beheerste poging, besluit ik met hem mee te verhuizen en de laatste middag te spenderen in Infernale. Voor Deiwel mis ik een stukje krachtuithoudingsvermogen en ik ben vastberaden dit in de overhangen van Arque te gaan trainen. Tijdens een volgend bezoek stap ik er zeker weer in!


Infernale blijkt een aangename verrassing te zijn. Bang voor een technisch monster (verticaal, 26 meter en 7b...) verbaas ik mezelf met mijn eerste poging waarin ik met slechts twee blocks boven kom. Na een prettige inklim volgt een lastige plaat-crux met een paar technische, lange passen. Ik ben net niet lang genoeg om de slechtste grepen over te kunnen slaan en dat maakt het een erg technische passage. Direct erna volgt echter weer een eenvoudig stukje klimmen en een joekel van een rustpositie waar ik met een vuistverklemming bijna volledig in kan herstellen. De laatste meters van Infernale blijken daarna de moeilijkste te zijn. Vanaf een aantal kleine randjes moet ik een enorme pas maken naar een groot drievingergat. Daarin kan ik mijn voeten hoger plaatsen en nog zo'n lange pas maken naar een vergelijkbaar gat, ditmaal net goed voor twee vingers en een stuk slechter te belasten. Ver boven mij zie ik een bandje: daar moet ik naartoe. Nadat ik mijn voeten zo hoog mogelijk heb gezet, mis ik net vijf centimeter om erbij te kunnen. Springen dus... Ik grijp naar heb bandje en blijk niets in handen te hebben en val. In de tweede poging vind ik een beter greepje en ernaast blijkt er nog een te zitten voor de andere hand. Met mijn linkervoet in het tweevingergat waar ik vandaag kwam, kan ik nu de laatste pas maken: een volledige sprong van krap anderhalve meter naar een emmer van een greep. Erboven zit het relais. De sprong blijkt mee te vallen, maar ik vraag me af hoe moeilijk hij is als ik de voorgaande 25 meter zonder blocks zou hebben afgelegd. In mijn tweede poging klim ik de route amper beter dan de eerste en Frans verrast ons allebei door Infernale in zijn derde poging al uit te klimmen. Wat een geweldige beloning voor het compromisloze volhouden dat we deze drie dagen hebben gedaan! Het is inmiddels al laat en ik doe mijn derde poging in Infernale om de setjes er weer uit te halen. Misschien helpt deze ongedwongen mindset me, want ik klim voorbij de plaatcrux naar de rust, herstel daar en haal zonder moeite het eerste gat bovenin de route. De pas naar het tweede gat gaat eveneens goed, maar dan verpruts ik het. Ik zoek tevergeefs naar een manier om de greep beter te belasten ter voorbereiding van de sprong naar het bandje. Het kost me teveel energie en ik val als ik hem uiteindelijk alsnog probeer te maken. Zonder al te lang te wachten sleep ik me er weer naartoe en maak ik de sprong naar het relais. Zo dichtbij en zo onverwacht! Het is te laat om te rusten en herstellen voor nog een poging, maar ik weet zeker dat ik Infernale snel kan uitklimmen. Nog een reden om terug te gaan naar Berdorf!

dinsdag 19 april 2011

Twee dagen in het Teutoburger Wald

Het duurde een maand langer dan verwacht, maar dat maakt het genot alleen maar groter: de eerste klimmeters op rotsen! Twee dagen lang mag ik mezelf uitdagen op de zandstenen rotsformaties van het Teutoburger Wald. Het zijn de enige rotsen binnen een uur rijden van Enschede en daarom bekend terrein voor me. Maar na een winter lang getraind te hebben in de hal, hoop ik ondanks de tegenslag van de gebroken enkel op een hoger niveau te klimmen dan bij eerdere bezoeken aan het gebied.

Vrijdag ga ik met Wilroy en Michelle naar het Dreikaiserstuhl massief. Ik vind het de mooiste rotsformatie van de omgeving en de aanwezigheid van een mooi aantal routes in de 5e graad biedt het Wilroy de gelegenheid te wennen aan de karakteristieke vormen van de zandsteenrotsen en wellicht om een poging tot voorklimmen te doen. Maar met geen enkele route tussen 6b+ en 7a+/b dwingt het mij om de lat direct erg hoog te leggen. Rechts van de Dreikaiserstuhl ligt een overhangende wand met daarop de drie moeilijkste routes van het Teutoburger Wald. Ik heb mijn zinnen gezet om de makkelijkste van de drie, 'Banane', met een waardering ergens tussen 7a+ en 7b al een flinke uitdaging voor mij. Maar eerst warmen we op in een drietal makkelijker routes. Ik klim ze voor, Wilroy klimt ze na en dat gaat hem erg goed af.

Voor- en naklimmen tijdens het opwarmen
Na de derde route besluit ik Banane te gaan bekijken. Het is een korte route, in totaal vier haken en ik denk nog geen tien meter lang. Dat betekent waarschijnlijk dat de passen lastig zijn voor de gegeven waardering. De rots hangt in zijn geheel een graad of twintig over en net onder de top zit nog een klein dakje. Vanaf de grond lijkt het middenstuk echter het moeilijkst. Bah, wat zit daar weinig structuur... Ik besluit het gewoon maar eens te proberen. De inklim tot de eerste haak valt mee en daar ben ik blij mee: het is geen fijne plek om te vallen. Maar daarna 'begint' de route direct: met rechts overkruisen naar een randje, indraaien en met links door naar het volgende randje. Net erboven zit een redelijke ondergreep voor rechts, maar met een gebrek aan goede treden is het zwaar om daar goed in te komen. Het lukt en ik kan de tweede haak inclippen. Hoog tijd voor een block om het vervolg eens rustig te bekijken. Ik zie twee manieren om door te klimmen en probeer natuurlijk eerst de verkeerde. Het blijkt moeilijker te zijn dan ik hoopte. Gelukkig is het alternatief net wat eenvoudiger: vanaf de ondergreep maak ik een lange pas naar een mono die ik met mijn linker middelvinger pak. Er past precies een vingerkootje in. Nu kan ik mijn voeten hoger plaatsen en nogmaals met links doorgaan naar de volgende greep, weer een randje. Er volgt en erg fysieke pas naar rechts, waar ik met twee vingers een vrij diepe pocket kan pakken. Het is de beste greep tot nu toe. Vanaf hier clip ik de derde haak. Gauw weer even blocken voor een rust. Pas hierna volgt wat voor mij de crux van Banane blijkt te zijn. Onder de rand van het dakje zitten twee minuscule greepjes vanwaar ik een pas moet maken naar een goede greep over de dakrand. Ik pruts enorm met mijn voetplaatsing (waar zijn die treden?) en het kost me een aantal pogingen om er voorbij te komen. Twee passen onder de laatste haak zie ik de oplossing niet meer en omdat ik inmiddels aardig vermoeid ben, stel ik dit uit tot de volgende poging. Ik laat de setjes alvast hangen. Hier gaat nog flink wat werk in zitten...

Hangend aan de mono in Banane
De beurt is aan Wilroy en hij klimt zijn eerste route voor. Met gemak! Ik voel me nog niet genoeg hersteld voor een tweede poging in Banane en stap daarom in een 6b+ op de zijkant van hetzelfde rotsblok. Hij ziet er leuk uit en blijkt nog leuker te zijn. Na een makkelijke inklim duikt de route een flinke overhang met enorme grepen in. De route volgt de overhang met atletische passen half traverserend naar het relais een meter of zes naar rechts. Het klimt heerlijk en voor ik het weet ben ik boven. Nadat Wilroy een tweede route heeft voorgeklommen, besluiten we beide nog een laatste route te doen voordat we naar huis gaan. Aangezien ik mijn materiaal nog in Banane heb hangen, is de keuze voor mij duidelijk. De passen gaan al wat makkelijker en ik ben redelijk snel bij de dakrand. Ik maak de cruxpas nog een keer en dan houd ik het voor gezien. Een mooi project voor een volgend bezoek!


Twee inklimroutes
Zaterdag ga ik met Koen en Frans naar het Plisseetal, een massief met wat meer routes hoog in de zesde en laag in de zevende graad. Naast twee platen is er een grillige wand met grote structuren, een aantal kleine dakjes en een enorm dak bovenaan: sector Monster. Koen begint op deze wand met de gelijknamige route. Net voorbij de helft splitst Monster in een linker en rechter uitklim. Koen en Frans kiezen voor de linker en makkelijker variant. Omdat ik deze in het verleden al eens geklommen heb, besluit ik nu voor de rechter variant te gaan, volgens de topo een 6c+/7a. Het eerste deel van de route gaat over een aantal grote structuren en door een klein dakje, samen goed voor een waardering rond de 6b. Vanuit een goede rust begint dan de lastige, overhangende uitklim. De moeilijkheid blijkt bijna volledig in de laatste vier passen te zitten. Ik kies een onhandige aanpak en val. Na wat proberen kom ik boven via een pas die zo zwaar en 'verkeerd' voelt, dat ik niet geloof dat dit de oplossing is. Als Koen de route even later in zijn eerste poging klimt, kan hij me een goede tip geven en na wat proberen in een tweede en derde poging vind ik uiteindelijk een methode die goed werkt voor mij. Frans blijkt er ook ruzie mee te hebben en besluit mee te doen met Koens volgende uitdaging.

Terwijl ik mijn energie besteed aan Monster, wagen zij zich aan de imposante 'Bruhlmaschine', een 7a+ die met een dyno recht door het grote dak heen gaat. Koen vind na een aantal flinke sprongen en valpartijen de juiste passen en klimt de route in de volgende poging uit. Het is een feest om naar te kijken. Ik besluit ook maar eens een poging te wagen. In het dak maken ik alle passen juist, maar in de sprong weet ik de greep over de dakrand enkel met mijn vingertoppen te pakken en ik val. In de volgende pogingen gaat het alleen maar minder, dus ik besluit om me aan het setje omhoog te sleuren en de uitklim na de sprong eerst te proberen. Dat blijkt dan weer een inkoppertje te zijn. Ik heb het gevoel dat Bruhlmaschine goed in mijn bereik ligt en dat ik in een iets frissere toestand goede kansen heb. Wat een verschil met Banane, dat toch dezelfde moeilijkheidsgraad krijgt! Frans weet de sprong ook in zijn tweede poging te maken, het ziet er super gecontrolleerd uit. Ik kan de verleiding amper weerstaan om ook een tweede poging te wagen, maar besluit toch om mijn laatste energie aan Monster te besteden. Het wordt beloond: zonder al te veel moeite klim ik de route in deze vierde poging uit.

We sluiten af door alledrie nog een poging te doen in een 7a op de plaat naast sector Monster, maar moeten allemaal onderweg een keer blocken om te puzzelen op de technisch lastige passen. Zoals te verwachten was, is een 7a plaat-route niet eenvoudig en vooral erg eng om voor te klimmen. Nog een projectje voor de volgende keer... Al met al heb ik twee dagen erg gezellig en motiverend geklommen. De eerste meters rots van 2011 smaken naar meer!

dinsdag 5 april 2011

Waar we liever niet aan denken...

Zeven van de tien trainingen zitten er inmiddels op en afgelopen zaterdag heb ik zelfs vier eenvoudige routes geklommen op de rotsen van het Brumleytal in het Teutoburger Wald. De eerste routes van het jaar, heerlijk! Ik kan niet wachten tot het gips eraf is en ik er weer met vier ledematen volledig voor kan gaan. Hoewel de trainingen in de hal niet onverdienstelijk gaan (de minte 6a in de linkeroverhang is inmiddels uitgeklommen, net als een geel/witte improvisatieroute in de rechter overhang en de zwarte 6a ernaast gaat inmiddels met een enkele block), begint de eenzijdige manier van klimmen zijn tol te vragen. Het is een bekende trainingswijsheid: te veel herhaling van een patroon zonder afwisseling verhoogt de kans op blessures flink. Hoe en wanneer precies weet ik niet, maar ik heb mijn linkerschouder licht overbelast. Sommige bewegingen boven het hoofd en duwende bewegingen zoals opdrukken zijn pijnlijk. Aangezien klimmen in de overhangen prima gaat en er tijdens het klimmen bijna nooit duwende bewegingen worden gemaakt, is het me enigszins een raadsel hoe ik deze blessure heb opgelopen. Michelle suggereerde dat het fanatieke lopen op krukken van de eerste twee weken na de breuk wel eens de oorzaak zou kunnen zijn. Ik hoop dat ze gelijk heeft en ik er gauw weer alles mee kan.

Hoewel ik me recent al een beetje heb ingelezen in revalidatie en vooral preventie van blessures, heeft mijn pijnlijke schouder me bewogen er wat serieuzer in te duiken. Als het kalf verdronken is, dempt men de put... Ik behoor tot de groep klimmers die zichzelf te vaak onverwoestbaar acht en pas stopt met trainen als hij te zwak is om naar de hal te kruipen. Maar hoe meer ik lees, hoe meer ik gedwongen word om eerlijk naar mijzelf te zijn: de moderne klimdisciplines (sportklimmen en boulderen in het bijzonder) zijn bijzonder belastend voor het lichaam. Omdat de sport nog in zijn kinderschoenen staat, is goede statistiek over blessures door overbelasting (niet door vallen) amper beschikbaar en veel (sport)fysiologisch onderzoek is nog niet uitgevoerd. Bevlogen klimmers met een achtergrond in sportfysiologie zoals Dave MacLeod, Eric Hörst en Juan Martin Miranda gebruiken het internet als medium om hun kennis te delen, maar zijn helaas nog dungezaaid en worden evenwel beperkt door het gebrek aan bestaande statistiek. Niet zelden spreken ze elkaar zelfs tegen. Ik kijk in ieder geval vol verwachting uit naar het boek dat MacLeod aan het schrijven is over klimblessures. Er is echter geen wetenschapper nodig om na het luisteren en lezen van verhalen van een doorsnee van de klimwereld te concluderen dat het nagenoeg onmogelijk is een langdurig actieve klimmer te vinden die nog niet gestuit is op (al dan niet chronisch) blessureleed. Eric Hörst spreekt op zijn website over een eigen en een vergelijkbaar Brits onderzoek waaruit blijkt dat 86% van de ondervraagden te maken heeft gehad met een 'significant non-fall injury'. De hoogste scoorders zijn blessures aan de vingerpezen (43%), elleboogtendinitis (25%) en schouderblessures (16%). Geen verrassende uitkomst zou ik zeggen...

Als ik een leven lang wil blijven klimmen, zal ik mijn lichaam moeten respecteren en er goed naar moeten blijven luisteren. Ik stel mijzelf daarom ten doel om me goed in te lezen in de beschikbare informatie over de relevante fysiologie en om blessurepreventie een integraal onderdeel van mijn trainings te maken. Een aantal belangrijke factoren die bijdragen aan het opbouwen van blessures kunnen ondervangen worden met goede trainingsgewoontes. Ik begin in dit artikel met een poging tot een opsomming van de belangrijkste factoren, ongetwijfeld ver van compleet. Hopelijk volgen er in de toekomst meer gedetailleerde artikelen over specifieke lichaamsdelen, blessures en trainingsgewoontes.


Onevenwichtige spierontwikkeling
Hoewel klimmen een intensieve workout voor een groot deel van het lichaam kan zijn, blijven een aantal spiergroepen (veelal geassocieerd met 'duwende' bewegingen) flink achtergesteld. De resulterende onbalans in spierontwikkeling trekt gewrichten uit hun natuurlijk uitlijning en kan artritis en irritatie en slijtage van de botten en ligamenten veroorzaken. Het is daarom belangrijk om naast de klimtrainingen ook de antagonisten van veelgebruike spieren te ontwikkelen. In mijn trainingsschema zit altijd minimaal 48 uur rust tussen opeenvolgende intensieve klimtraingen (zie verderop) en de rustdag ertussen gebruik ik onder andere voor een antagonistentraining. De triceps, borstspieren en een deel van het schoudergewricht oefen ik door op te drukken. Het training van de onderrug is nodig om de sterke core te compenseren die nodig is in overhangend terrein. Ik moet hierbij vertellen dat ik ook mijn buikspieren extra oefen, omdat ik het gevoel heb tijdens het klimmen gebaat te zijn bij deze aanvullende krachttraining. Met een gewicht train ik het uitdrukken van mijn schouder als tegenhanger van al het sleurwerk aan de klimwand.

Een beetje extra aandacht is op zijn plek voor het schoudergewricht en daar ben ik op gedrukt door mijn dreigende schouderblessure. De extreme beweeglijkheid van het schoudergewricht danken we aan de kwetsbare ligging van het balvormige uiteinde van het opperarmbeen (humerus) in een kleine, ondiepe kom op het uiteinde van het schouderblad (scapula). Vergelijk het met de ligging van een golfbal op zijn pin. De stabiliteit van het gewricht ligt in handen van de rotator cuff, een viertal kleine spieren en hun pezen die samen met de teres major en de schouderspier (deltoid) het opperarmbeen en het schouderblad verbinden. Aangezien de schouder in het bijzonder kwetsbaar is bij bovenhoofdse bewegingen, doen klimmers er verstandig aan te zorgen dat de rotator cuff sterk is. Scheuren van rotator cuff spieren zijn niet onbekend in de klimwereld en verdomd vervelend om van te herstellen (vaak niet mogelijk zonder operatie). Ik heb daarom een elastische oefenband gekocht en neem mij voor om vanaf nu minimaal drie keer per week een viertal oefeningen te herhalen om de rotator cuff sterker te maken.

Eenzijdige griptechniek
Afgelopen december heb ik mijn rechter ringvinger geblesseerd door teveel op te kleine greepjes te trainen. Ik weet nog steeds niet zeker wat er stuk was (ik vermoed nu dat het irritatie van het PIP gewricht was), maar ik heb ruim twee maanden met een ingetapete, aan mijn middelvinger gespalkte ringvinger moet trainen, voordat ik weer pijnvrij op kleine randjes kon klimmen. In MacLeods artikelen las ik dat een vergelijkbare blessure veel klimmers treft in hun eerste jaren en ook weer relatief eenvoudig voorkomen had kunnen worden door een gevarieerdere griptechniek. Gek genoeg komen de meeste klimmers er pas achter, nadat ze hun vinger gemold hebben. Laat ik het daarom hier ook bespreken en hopen dat iemand het leest, voordat hij op zoek gaat naar informatie over zijn inmiddels geblesseerde vinger. Let wel, hoewel een verbeterde griptechniek veel vingerblessures kan voorkomen, blijven de vingers altijd een aandachtspunt. Pezen passen zich fysiologisch veel langzamer aan dan spieren en mede daardoor zijn klimmers vooral in de eerste jaren bijzonder getraind in het stuktrekken van hun eigen pezen. Niet voor niets zit bijna de helft van de blessures in bovengenoemde onderzoeken in de vingers.

Voor velen geldt dat ze van nature de grootste statische vingerkracht hebben in de arqué positie (vaak ook de gesloten grip of crimp genoemd). We zijn daarom snel geneigd om deze techniek te pas en te onpas te gebruiken op alle soorten grepen. Helaas is de arqué positie ook verreweg de meeste belastende voor de ringbandjes (de geleiders van de pezen die de vingers bewegen) en gewrichten. De veel minder belastende open grip technieken (met gesterkte vingers) kunnen echter net zo sterk worden en een gevarieerde toepassing van de diverse griptechnieken kan veel blessureleed voorkomen. Ja, het is frustrerend om een flinke stap terug te doen en de nu nog zwakke open grip te gaan gebruiken, maar op de lange termijn loont het. Ik train immers om beter te worden en niet om tijdens de training te presteren. In alle makkelijkere routes die ik klim, probeer ik nu uitsluitend een open grip te gebruiken en daarnaast doe ik regelmatig oefeningen waarbij ik met een open grip aan randjes ga hangen.

Gebrek aan warming up
Zoals in elke sport bestaat een belangrijk deel van blessurepreventie uit een goede warming up. Als de bloedsomloop goed op gang is gebracht en alle spieren los zijn gewerkt, is het lichaam voorbereid op de zware belastingen die volgen. Daarnaast verhoogt een goede warming up de prestaties tijdens de training flink (zo'n 10 tot 20%, afhankelijk van de bron). Veel klimmers, waaronder regelmatig ook ikzelf, besteden er toch te weinig aandacht aan. Snel een paar makkelijke routes klimmen is niet genoeg. Het begin van een goede warming up is het verhogen van de hartslag en daarmee de bloedsomloop richting de spieren en pezen. Dit kan door joggen (al dan niet op de plek), springen, enzovoort. Een paar minuten is genoeg. Volgens sommigen is het belangrijk hierna uitgebreid alle spieren te rekken, maar het effect hiervan is voor zover ik weet nooit aangetoond en staat ter discussie. Wat in ieder geval nuttig is, is het loswerken van een aantal spieren: de nek rollen, de schouders en polsen draaien, onderarmen rekken en de pezen in de vingers even masseren. Pas daarna volgt het ritueel waar ik meestal mee begin: het klimmen van makkelijke routes, progressief oplopend in niveau. Het aantal baseer ik op hoe 'opgewarmd' ik me voel. Soms is vier routes genoeg, soms heb ik er acht nodig voor hetzelfde gevoel. Al met al zou het hele ritueel zo'n 20 tot 30 minuten duren. Laat ik me ook eens voornemen om het in zijn volledigheid toe te gaan passen.

Gebrekkige techniek
Hoe fysiek klimmen soms ook kan zijn, kracht kan nooit compenseren voor een gebrek aan techniek. Maar behalve de prestatie, komt techniek ook blessurepreventie ten goede. Inspanningen worden minimaal gehouden en abrubte belastingen van spieren, pezen en gewrichten worden beperkt tot een minimum. Een voet die wegglipt door gebrekkige techniek, veroorzaakt een grote krachtpiek op de vingers, ellebogen of schouders. Daarom is het ook belangrijk om de meest belastende onderdelen van de training direct na de warming up te doen. Bouw de intensiteit af naarmate de training vordert. Als de vermoeidheid toeneemt, neemt de coordinatie af en wordt daardoor de kans op blessures groter. Wanneer ik een krachttraining doe, probeer ik niet tot volledige uitputting te klimmen. In een training van het krachtuithoudingsvermogen begin ik anaeroob in routes die zo'n 3-4 niveaus onder mijn redpoint max liggen en sluit ik aeroob af in aanzienlijk eenvoudiger routes op een hoog tempo.

Inflexibiliteit van de spieren
Lenigheid is nuttig tijdens het klimmen, maar verlaagt ook weer de kans op blessures. Een soepele, flexibele spier kan aanzienlijk hardere klappen opvangen (denk bijvoorbeeld aan volledig dynamische passen) dan een stugge, vaste spier. Dit geldt natuurlijk ook voor de pezen die de aanhechting van de spier voor hun rekening nemen. Sinds kort gebruik ik daarom wekelijks drie van mijn rustdagen om strekoefeningen te doen van in ieder geval de schouders, hamstrings en heupen. En dat is hard nodig, want man, wat ben ik een stijve plank...

Onvoldoende herstel na trainingen 
Spieropbouw gebeurt niet tijdens, maar na een training. Daar is tijd en de beschikbaarheid van de juiste voedingsstoffen voor nodig. Hetzelfde geldt voor het aanvullen van de verbruikte brandstof in de spieren (glycogen). Een goede vuistregel voor normale mensen is dat na een krachtige training een herstel van ongeveer 48 uur nodig is voor de betreffende spieren. Tenzij ik van plan ben grote volumetrainingen te doen op lage intensiteit, plan ik daarom altijd een rustdag tussen twee opeenvolgende trainingen in. Deze is prima te gebruiken voor de antagonistentraining, rekoefeningen en aanvullende cardiovasculaire training zoals hardlopen.

Een artikel over goede voeding ter voorbereiding van en voor het herstal na een training wil ik nog schrijven en volgt hopelijk binnenkort. Hier is het alvast interessant om te melden dat ons metabolisme de handige functie heeft om in de eerste twee uur na een training extra efficiënt is in het herstellen van de glygocenvoorraad. Dat kan het alleen als er voldoende koolhydraten beschikbaar zijn en daarom is het nuttig om direct na een training wat koolhydraten te eten. Ik neem zelf altijd twee krentenbollen of mueslirepen mee. Vervelend om te weten is dat alcohol het herstel hopeloos overhoop gooit. Ik heb daarom het biertje dat ik eerder nog wel eens dronk na het klimmen afgezworen en ingeruild voor een alcoholvrij drankje. Eerlijk is eerlijk: het bevalt erg goed.

Zo, een flinke lap tekst en ook voor mij een aantal goede voornemens die een vast onderdeel van elke training zouden moeten worden. Beter nog: het moeten trainingsgewoontes worden.

vrijdag 25 maart 2011

Tien trainingen in het gips

Ik heb weer geklommen! Vorige week donderdag heeft zich een opwaartse tendens ingezet die me aangenaam verrast. Wonderbaarlijk genoeg voelt mijn enkel het best wanneer ik hem continu in lichte mate gebruik. Wat een geactiveerde bloedsomloop kan doen! Donderdag heb ik voor het eerst weer een stuk gefietst en vrijdag konden Michelle en ik met de fiets de stad even in. Zaterdag heb ik geen moment meer de behoefte gehad om met het been omhoog te zitten en ontdekte ik dat ik ook met één kruk weer kan lopen en zonder krukken op beide benen kan staan. Enthousiast over deze toename in mobiliteit, ben ik zondagmiddag weer naar Arqué gefietst (met een tussenstop bij Wilroy en Anouk voor een bak koffie) om een poging tot trainen te doen.

Training 1: Zondag
Het onthaal is warm en dat doet me goed. Peter vertelt dat hij ooit zijn enkelbanden gescheurd heeft, ook in een val uit een boulder. Het was de eerste keer dat hij een valmat gebruikte en hij kwam precies op de rand ervan terecht: enkel dubbel. Sindsdien gebruikt hij nooit meer een mat. Goede tip, ik zal hem onthouden. Toch ga ik denk ik voor een mat meer in plaats van een mat minder. Maar dat ben ik. Jos schudt me lachend de hand (hij heeft het zeldzame talent om van een overduidelijke uiting van leedvermaak een welgemeend vriendschappelijk gebaar te maken) en maakt direct duidelijk dat er nog minimaal 6a van me wordt verwacht. Immers: met een gebroken been kan je prima klimmen (niet gebruiken en gewoon laten hangen), Peter heeft het ook al twee periodes gedaan. Stilzitten komt in zijn boekje kennelijk ook niet voor en ik vind het fijn om dat even te horen: ik ben niet als enige de obsessieve idioot waarvoor ik soms word versleten. Het is bijzonder hoe een sport of passie iemand zo op kan slokken, dat het in korte tijd een integraal deel van zijn of haar identiteit wordt. Ongeveer 23 jaar van mijn leven heb ik niet geklommen en toch kan ik nu geen twee weken meer zonder of er een dag niet aan denken. Het begrip van anderen heb ik niet nodig om gemotiveerd te blijven, maar nu ik voor het eerst met een ingegipst been in de hal sta, is het erg prettig om een gelijkgezinde te ontmoeten die de twijfel over mijn eigen geestelijke gezondheid weer wegneemt. Natuurlijk blijf ik gewoon klimmen!

In de overhangen is mijn handicap het minst beperkend en zal het sleuren door de routes rond 6a (emmers, emmers en emmers van grepen) een interessante test van mijn krachtuithoudingsvermogen worden. Daar moet ik mijn pijlen deze tien trainingen op richten. Toch begin ik voorzichtig in een eenvoudige route op een rechtere wand. Het vraagt flink wat van de armen en voelt erg onwennig. Zoekende naar hoe ik mijn lichaam moet plaatsen met slechts één been worstel ik me door een aantal routes heen, voordat ik het aandurf om de overhangen op te zoeken. Ik kies de makkelijkste route: de witte 5c in de linker wand. De route traverseert onder een groot deel van de overhang langs en alleen de laatste paar meters gaan er echt doorheen. Tot daar zijn er dus talloze rustposities te vinden (zelfs een volledige no-hands rest) en deze wetenschap geeft me het vertrouwen om een poging te wagen. Het gaat verrassend goed. Nog steeds onwennig gaan de passen me toch nog redelijk makkelijk af. Uit onzekerheid (noem het voorzichtigheid) vraag ik na de traverse een block om uit te rusten en mijzelf samen te rapen voor de steile uitklim. Het blijkt een makkie te zijn. In een tweede poging doe ik de route in één keer, maar bovenin kom ik toch een beetje in de knoei. De vermoeidheid slaat daar al flink in de armen. Hopelijk wen ik snel aan deze 'nieuwe' klimstijl... Jos geniet in ieder geval zichtbaar van mijn pogingen om weer te klimmen en maakt foto's en een filmopname. Of het op de website geplaatst mag worden, vraagt hij. Nu betwijfel ik of het zien van gebroken benen aspirerend klimmers inspireren kan, maar mocht er beeldmateriaal online verschijnen, dan zal ik het hier zeker in een update delen.

Training 2: Dinsdag
Dinsdagavond, in de volgende training, klim ik al een stuk zelfverzekerder en minder onhandig. Na drie routes opwarmen stap ik weer in de witte 5c in de overhang. Nu top ik hem moeiteloos, wat voelt dat goed! Tijd voor het echte werk: de minte 6a in dezelfde wand. Dit is andere koek, want deze route loopt recht door de volledige lengte van de continue (ruwweg 45 graden) overhang. Elke greep is goed, dus zolang ik niet vreselijk verzuur, hoef ik voor vallen niet bang te zijn. Toch klim ik in de eerste poging veel te voorzichtig. Ik clip de setjes allemaal veel te vroeg - razend inefficiënt en een goede verklikker van angst - en vraag in totaal vijf keer om een block voordat ik boven ben. In de tweede poging durf ik al iets meer door te klimmen, maar clip ik nog steeds te vroeg. Drie blocks is het resultaat, dat kan nog steeds beter. Ik waag een derde poging. De verticale inklim is lastig en kost me veel energie. Vlak erboven heb ik mijn eerste block al nodig. Daarna zet ik door, maak ik snel meters en clip ik de setjes pas laat in. Dat voelt beter! Pas onder de lange passen op de bolling aan het eind van de route vraag ik mijn tweede block. Na kort uitrusten kan ik ook deze passen nu soepel maken. Het motiveert enorm. Als ik meters kan maken in de overhangen, kan ik zelfs nog een klein trainingseffect halen uit de komende drie weken. Donderdag meer!

In de kleedkamer raak ik weer even aan de praat met Peter. Hij vertelt nog eens over zijn eigen enkelblessures, het herstel ervan en hoe hij daarmee direct de overhangen weer in ging. Het sterkt wederom mijn vertrouwen. Zolang ik mijn voet niet probeer te gebruiken, is er amper een verhoogd risico. Vallen in een dynamisch touw geeft geen abrubte klap en in de overhangen sla je in een val niet tegen de wand. Peter zag ooit François Legrand (meervoudig wereldkampioen sportklimmen in de jaren '90) met een been in het gips in sterk overhangende 8e graads (!) routes hangen in de Franse rotsen. Natuurlijk blijf ik gewoon klimmen!

woensdag 16 maart 2011

Vallen en opstaan

Ruim een week is er nu verstreken sinds het boulderavontuur dat eindigde bij de eerste hulp in het Medisch Spectrum Twente. Gisterochtend was ik welkom op de behandelpoli voor een vervolgbehandeling en is het gips vervangen. De man die me behandelde was veel zekerder over de interpretatie van de foto's dan de behandelend arts van vorige week. Hij liet ze ons zien en wees aan dat aan de binnenzijde van mijn enkel ongeveer een kwart van de kogel van het scheenbeen is afgebroken. Het losgeraakte stuk bot zit echter nog prachtig op zijn plek en als het daar niet uit schiet, kan het weer goed aangroeien zonder operatieve ingrepen. Voorzichtig mee zijn dus... Om me daar een beetje mee te helpen, heb ik een nieuw gips gekregen dat vier weken moet blijven zitten. Met mijn blijdschap over de bewegingsruimte die ik inmiddels in het gips van vorige week begon te krijgen, is hard korte metten gemaakt: het nieuwe gips zit flink strak en geeft geen millimeter mee. Maar de verpleger heeft mijn dag al goed gemaakt door mijn onderbeen te wassen toen het oude gips eraf ging. Heerlijk, want wat voelde dat vies na een week broeien in die warme cocon. Ik denk er maar even niet over na hoe dit tweede gips over vier weken voelt (laat staan hoe het dan ruikt...).

Hoewel ik vreselijk baal van het idee om nog vier weken in het gips te moeten zitten (daar past echt geen klimschoen omheen...), ben ik ook opgelucht door deze diagnose. Door mijn ontevredenheid over de volledige afwezigheid van een duidelijke diagnose vorige week ben ik zelf wat gaan zoeken en lezen. Ik ben daardoor gaan vrezen voor een partieel gescheurde enkelband, want zowel de locatie van de pijn als de symptomen kloppen. Nu echter blijkt dat de enkelband een stuk bot heeft losgetrokken, hoop ik dat hij daardoor zelf een beetje gespaard is gebleven. In tegenstelling tot een gescheurde enkelband, kan een botbreuk volledig herstellen tot oude kracht en hij doet het nog eens sneller ook! 

Om het gips zit een zooltje en in principe mag ik het belasten, zolang me dat geen pijn doet. Ik werd meteen gewaarschuwd: in de eerste twee weken zal dat niet veel meer zijn dan een druk van twee tot drie kilogram. En inderdaad, de loopkrukken heb ik allebei nog hard nodig. Toch is het al heel wat om de linkervoet weer in de loopbeweging te betrekken. Maar lang houd ik het niet vol: al snel begint mijn voet te kloppen door de zwelling die ontstaat en moet ik weer even met het been hoog gaan zitten. Ik oefen het lopen nu veel, hopend dat ik het snel weer lang genoeg vol kan houden om de draad weer enigszins normaal op te pakken. Het mag dan wel onmogelijk zijn om volwaardige klimbewegingen te maken, dat betekent niet dat ik helemaal niets kan doen. Zolang ik in het gips zit, stel in me in ieder geval ten doel om zo veel mogelijk in mijn huidige vorm te blijven en om ondanks de sterk gereduceerde activiteit op gewicht te blijven. Mijn hardloopplannen zullen nog even op zich moeten laten wachten en op een gezonde manier afvallen is nu niet realistisch, maar het minste dat ik kan proberen is niet aankomen. Met appels, thee en vooral heel veel water weet ik echter mijn eetlust aardig in bedwang te houden. In tegenstelling tot eerder zijn een goed ontbijt, een gematigde lunch en weer een goed avondmaal voldoende om me verzadigd te houden. Daarnaast doe ik sinds donderdag dagelijks oefeningen om zoveel mogelijk spiergroepen die voor het klimmen belangrijk zijn bezig te houden. Hopelijk kan ik binnenkort het boulderhonk van Arque weer opzoeken om daar te beginnen met een aantal oefeningen op klimgrepen.

De aankomende dagen ligt de lat nog wat lager: mobiel genoeg worden om de klimhal weer op te kunnen zoeken. Nu ik mag proberen mijn voet weer langzaam in gebruik te nemen, word ik hard geconfronteerd met hoe weinig ik nog kan. Aan de andere kant is elke progressie een kleine overwinning, een stapje dichterbij weer kunnen klimmen. Over 27 dagen, op 12 april, gaat het gips eraf. Ik ga diezelfde dag nog klimmen! Wie gaat er mee?

donderdag 10 maart 2011

Gebroken ego

Wat een week! Tsjechisch wonderkind Adam Ondra schudt de sportklimgemeenschap op en zet een nieuwe standaard door vier on-sight beklimmingen van een 8c+. Vier, waarvan twee op dezelfde dag! Eén ervan waardeert hij af naar 8c. Tot op heden slaagde enkel de spanjaard Patxi Usobiaga erin een 8c+ on-sight te klimmen. Tegelijkertijd schrijft Paul Robinson bouldergeschiedenis met de lang geanticipeerde tweede beklimming van Dave Grahams monsterboulder 'The Story of Two Worlds' in Cresciano. In 2005 maakte Graham een sterk statement tegen de inflatie van boulderwaarderingen aan de bovenkant van de schaal door zijn geesteskind - op dat moment waarschijnlijk de zwaarste boulder ter wereld - niet hoger dan 8C te waarderen. Robinson maakt nu een belangrijke beslissing voor de boulderelite door 'The Story...' te bevestigen als de nieuwe standaard voor 8C. Wat een week en wat een progressie voor de klimsport! En wat doe ik? Mijn enkel breken in een lullige 6C+...


Mede omdat Michelle zekeren erg eng vindt en toch graag af en toe zou willen delen in wat mij elke dag bezig houdt, is het idee ontstaan om serieuzer bezig te gaan met boulderen. Het is meteen een uitstekende motivator om boulderen tot een integraal onderdeel van mijn training te maken. In februari heb ik daarom een degelijke valmat gekocht via René van Nihil (superfijn geholpen!) en met de nodige moeite heb ik mijn vingers weten te slaan achter één van de laatste exemplaren van de topo die de diverse bouldergebieden in de Eifel beschrijft. Het wachten was op het goede weer en toen voor deze dinsdag 12 graden en volop zon werden voorspeld, was de kogel snel door de kerk. Mijn keuze gaat naar het gebied bij Glees. Langs een heuvelrug in het bos ligt daar de afbreukkant van een lavastroom die herinnert aan het vulkanische verleden van de Eifel. Op de twee kilometer lange rij van blokken basaltgesteente is een rijkdom aan mooie boulders van een gemiddelde moeilijkheidsgraad te vinden. Ik verheug me er al weken op en heb alle plaatjes die ik kon vinden al tientallen malen verlekkerd bekeken. De topo waarschuwt dat de waarderingen in Glees 'recht straff' zijn, maar dat weerhoudt mij er niet van mijn zinnen overmoedig op een beklimming van 'Die Eisheiligen' (6C+) te zetten.


Ik word onmiddelijk weer met twee benen op de grond gezet door de eerste boulder die ik probeer. Hopend op een flash stap ik in 'Bleausard' (6A), een licht overhangende arête, maar val eruit door beroerde voetplaatsingen. Ai, die randjes zijn toch wel wat klein om me op domme kracht door de boulder te sleuren. Ik was weer eens overmoedig en word er meteen op afgestrafd. In de derde poging top ik Bleausard. Vanaf een goede startgreep maak ik een lange pas naar een redelijk randje voor de rechterhand. Bij gebrek aan een tree haak ik mijn linkerhak vlak onder mijn linkerhand in een kleine holling en trek er hard aan om mijn balans te houden in de volgende pas. De vingertoppen van mijn linkerhand vallen precies goed op de schuine rand midden boven mij en snel pak ik bij met de rechterhand. Nu kan ik mijn voeten hoog genoeg plaatsen om de laatste 80 centimeter naar de bovenkant van het blok te overbruggen. Met een vlakke linkerhand land ik op de platte, aflopende rand. Er bovenop komen blijkt nog lastig ook zonder een structuur om vast te houden. Dit soort passen zijn in de hal bijna niet te oefenen, maar gelukkig lukt het me direct om mijn voet over de rand te plaatsen en voorzichting mijn zwaartepunt over de rand te brengen. Een erg mooie boulder, maar het valt me vies tegen voor een 6A.



Bleausard

Het deukje in mijn zelfvertrouwen wordt er niet beter op als eerste pas van de zitstart, gewaardeerd op 6B+, niet wil lukken. Eerst maar eens naar een ander blok. Dat blijkt een goed idee te zijn. Ik bereid me nu beter voor, lees goed in en flash zowel 'Elefant' (5B) als 'Belissimo' (6A). Elefant is een overhangende boulder met goede, diepe grepen en klimt lekker en eenvoudig. Wat een fijn gevoel! Belissimo loopt langs de kant van het blok en is net niet verticaal. Het zijn allemaal balanspassen op minimale grepen en treden. Opgewekt probeer ik op het volgende blok de boulder 'B-Note' (6A+). Voor de eerste pas vanuit de zitstart moet ik even flink aanzetten, maar daarna is de rest eenvoudig: weer een flash! Aangemoedigd door dit succes besluit ik toch het Eisheiligenblok op te zoeken. Ik herken hem van een afstand en wat is hij imposant van dichtbij... De gladde plaat is zo'n vijf meter hoog en hangt een stuk verder over dan ik had verwacht. Over het midden loopt een verticale breuklijn, waarlangs de rechter helft van het blok drie centimeter naar voren is geschoven. Rechts ervan loopt vanaf een meter boven de grond een half zo diepe rand naar boven. Net onder de top komen beide lijnen bij elkaar. Wat een schitterende compressieboulder vormen ze samen!


In de valzone ligt een grote rotsplaat en na even denken leg ik mijn valmat neer op een voor mijn gevoel logische plek. Tijd om de boulder te bestuderen! De breuklijn blijkt veel te smal te zijn om mijn vingers in kwijt te kunnen en ik moet het dus met de uitstekende richel doen. Alleen vlak boven de grond is hij wat breder en herken in een tree. Met mijn rechtervoet daarop ga ik aan mijn linkerhand opzij hangen en probeer ik tevergeefs de eerste pas te maken. Ik heb mijn linkerhand op de verkeerde plek en kan in deze houding niet krachtig genoeg klemmen om van de grond te blijven. In een nieuwe poging met mijn linkerhand wat lager gaat het beter en kan ik mijn rechterhand na de verre pas fixeren. Om de druk van mijn linkerhand over te nemen, leg ik een hak achter de breuklijn en trek uit alle macht om de volgende pas te maken. Ik verras mijzelf door deze ook te fixeren en stop daarom direct maar met nadenken. Als ik probeer mijn rechterhand omhoog te brengen, schiet mijn hak los en val ik. Logisch, want die zat al veel te laag om nog genoeg kracht in de juiste richting mee te kunnen zetten. Eerst moet die linkervoet dus omhoog - er zit daar een prima tree - en dan kan ik mijn rechterbeen ver naar links vlaggen en zo mijn zwaartepunt op de lijn tussen mijn linkerhand en -voet brengen om de volgende pas te maken. Na een aantal pogingen lukt het me om al puzzelend de laatste greep onder de bovenkant van het blok aan raken. Ik ben alvast erg tevrden met mijzelf en begin vertrouwen te krijgen in de haalbaarheid van dit project!


Ik rust even, eet een broodje met Michelle en bedenk ondertussen dat een slechte plaatsing van mijn rechtervoet de oorzaak van mijn laatste val was. Het kost me drie pogingen om opnieuw bij deze pas te komen. Als ik dan probeer mijn hak te plaatsen onder mijn rechterhand, lukt dat niet. Omdat ik teveel naar rechts hang, zit ik mezelf daar in de weg. Ik voel mijn energie in een hoog tempo opgaan terwijl ik mijzelf tussen beide randen vast blijf klemmen, maar probeer toch opnieuw mijn hak te plaatsen. Dat lukt, maar mijn kracht is op en als ik de volgende pas probeer te maken, val ik opzij uit de boulder. Michelle ziet me gaan en vlak naast de mat met mijn linkervoet de rotsplaat raken. Ik ben uit balans en klap door mijn enkel. We horen allebei een kort en luid kraakgeluid voordat ik twee keer op mijn andere been doorhinkel en onderuit ga. Verdwaasd kruip ik terug naar de valmat en word dan pas overvallen door de razendsnel aanzwellende pijn. Michelle laat er onmiddelijk geen twijfel over bestaan dat we linea recta naar de eerste hulp gaan. In mijn 'filosofie' dat een niet gediagnostiseerde breuk er ook niet is, kan ze zich niet vinden. Ze helpt me mijn wandelschoenen aandoen en ondersteunt me zoveel mogelijk tijdens de 40 minuten lange strompeltocht terug naar de auto. Ik schaam me dood, omdat ik weet dat ze veel pijn heeft aan haar eigen kapotte knie en probeer eigenwijs zoveel mogelijk zelf te lopen. Hoe romantisch is een dagje samen uit waarop je je vriendje, jankend van de pijn, de berg af moet slepen?


Om tien uur 's avonds valt eindelijk het beslissende oordeel in een behandelkamer van de eerste hulp post van het Medisch Spectrum Twente: bandenletsel aan beide kanten van de enkel en een scheur in de binnenkant van het scheenbeen. Gips voor Sander, twee weken met het been omhoog en daarna loopgips. Dat is vast geen klimgips... Ik zal een aardig tijdje uit de running zijn en kan dan waarschijnlijk opnieuw beginnen met het opbouwen van uithoudingsvermogen. Een schrale troost is dat ik daar de afgelopen twee maanden toch al weinig aan heb gedaan. Zoals meestal heb ik weer een harde reminder nodig gehad aan mijn eigen kwetsbaarheid en beperkingen. Natuurlijk was het pech om zo ongelukkig terecht te komen, maar het zou dom zijn om het niet te zien als een harde les. Het was overmoedig om een voor mij moeilijke, hoge boulder te proberen zonder spotter en met slechts een enkele valmat op een keiharde ondergrond. Een tweede mat had me al voor een gebroken enkel kunnen behoeden. Zodra ik hersteld ben, koop ik die tweede mat en reis ik terug naar Glees om mijn wraak te nemen op Die Eisheiligen. Ik kijk er nu al naar uit!

maandag 7 maart 2011

Een gewichtige zaak

"Goede training is niet altijd leuk," schreef ik maandag. Maart is inmiddels al begonnen en dat betekent dat ik onaangenaam herinnerd word aan een minder leuk trainingsaspect dat ik rond begin februari voor me uit heb geschoven naar de volgende maand, het begin van het buitenseizoen. Toen leek dat nog een heel eind, maar dat valt nu toch tegen. Ik heb het over 'gewichtsmanagement' en ik heb er een hekel aan. Het spreekt voor zich dat een laag lichaamsgewicht voordelig is in de klimsport. Preciezer nog: een hoge ratio van (vinger)kracht versus lichaamsgewicht is waar een klimmer gebaat bij is. Samen zijn ze goed voor de helft van 'de grote vier' die Dave MacLeod in mijn trainingsbijbel beschrijft (de andere helft bestaat uit techniek en uithoudingsvermogen). Klimmen is echter geen cardiovasculaire sport en draagt dus niet enorm veel bij aan gewichtsverlies. Voor wie niet over de luxe beschikt om dagelijks meerdere uren te kunnen klimmen, is het een oplossing om de klimtraining aan te vullen met wat efficiënte vetverbranding. Omdat ik er weinig voor voel om ook maar een minuut te veel te spenderen aan deze geestdodende bezigheid, wil ik proberen het maximaal efficiënt te doen en ben ik maar wat 'huiswerk' gaan doen.


Laat ik eens beginnen met een doel stellen. Tot welk punt is vermageren gezond en/of nog nuttig? MacLeod heeft de lichamelijk kenmerken van een doorsnede van de mondiale klimelite op een rijtje gezet en concludeert dat voor mannen het vetpercentage rond 4% ligt en voor vrouwen rond 10-12%. Oef... Goddank stelt hij daarna direct dat dit voor de 'normale mens' zonder professionele begeleiding bijna niet op een gezonde manier haalbaar is. Onder vrouwen met vetpercentages lager dan ongeveer 20% blijkt bijvoorbeeld een sterk verhoogd aantal te kampen met amenorroe (uitblijven van de menstruatie). De vrouwelijke klimmers onder ons doen er verstandiger een vetprecentage van ongeveer 22% tot hun streven te maken. Voor mannen is dit 8-10%. Zo, dat klinkt als een doel! Nu ben ik niet in staat om zelf mijn vetpercentage te meten, maar ongetwijfeld is dat ergens binnen het netwerk van sportfaciliteiten dat de universiteit biedt te regelen. Tot die tijd val ik terug op de eenvoudiger (en veel onnauwkeuriger) 'pinch an inch' methode. Deze richtlijn stelt dat als je op minimaal drie plekken op je lichaam (voorkant bovenbeen, direct boven het heupbeen en bij op triceps) een inch vet kan beetpakken, er nog prima wat af kan. In dat geval kan er bij mij nog wel wat af, ik pak op alledrie de plekken moeiteloos een centimeter of drie... Enerzijds confronterend, maar aan de andere kant biedt het natuurlijk hoop dat er winst te boeken valt in mijn klimniveau door simpelweg een aantal kilo's te verliezen. Ik heb een doel en de naderende start van het buitenseizoen is een uitstekende motivator!


Dan deel twee van het huiswerk: hoe verbrand ik zo adequaat mogelijk vet? Goede voeding speelt hier natuurlijk een sleutelrol, maar dat is een interessant onderwerp voor een volgend bericht. Hier wil ik het over actieve vetverbranding hebben en een efficiënte manier daarvoor - en de manier van mijn keuze - zonder veel voor klimmen overbodige spiermassa op te bouwen (spierweefsel is aanzienlijk zwaarder dan vet) is hardlopen. Na een beetje lezen bleek al vlot dat mijn idee dat vetverbranding het hoogst is bij een continue inspanning bij een relatief lage hartslag (rond 65% van de maximale hartslag), een achterhaalde misvatting is. Het is inderdaad waar dat bij een dergelijke hartslag procentueel de meeste energie uit vetverbranding wordt gehaald. Maar bij een hogere hartslag is het totale energieverbruik zo veel hoger, dat ondanks het lagere rendement absoluut gezien aanzienlijk meer vet wordt verbrand. Het wordt dus intervaltraining voor mij: flink doorlopen bij 80-85% van de maximale hartslag, afgewisseld met herstellen in een lager tempo bij zo'n 65% ervan. De intervallen mogen een halve tot enkele minuten duren en een totaaltijd van langer dan 20 minuten (na opwarmen) is genoeg. 


Ik heb dus zojuist de goedkoopste hartslagmeter die ik kon vinden besteld (ongelooflijk wat een arsenaal aan zinloze toeters en bellen er op die apparaten bestaat...) en hopelijk kan ik deze week nog aan de slag! Het begint allemaal met het vaststellen van mijn persoonlijke maximale hartslag. Dat is even eenvoudig als onaantrekkelijk: een half uur hardlopen en daarna in een flinke sprint helemaal tot het randje gaan. De hartslag op het moment voordat ik ter aarde stort en bijeen geveegd kan worden, is mijn maximale hartslag. Ik heb er nu al geen zin in...

woensdag 2 maart 2011

Persoonlijke zwaktes

In mijn vorige bericht stelde ik dat een goede training vooral gericht is op persoonlijke zwaktes. Klinkt simpel, maar blijkt in de praktijk toch minder eenvoudig te zijn dan verwacht. Onvermogen tot zelfreflectie, subjectiviteit, ego en ijdelheid buiten beschouwing gelaten (en dat is ook in mijn geval een niet geheel terechte vereenvoudiging van de situatie...), is het vaak niet makkelijk om binnen de complexe fysiologie van klimmen specifiek aan te wijzen waarom het soms gewoon niet wil lukken. Ik schrijf hierover, omdat ik er op het moment ook slachtoffer van ben: ik loop in de steil overhangende voorklimroutes tegen een plafond dat zo'n drie gradaties lager ligt dan de routes die ik op de minder steile wanden kan uitklimmen. Hoewel de meeste klimmers die ik in de hal spreek hetzelfde ervaren (soms zelfs in nog sterkere mate), valt het me op dat het voor de beste klimmers niet op lijkt te gaan. Laat ik daarom eens aannemen dat het voor mij (en daarmee voor vele medeklimmers) vastzit op een persoonlijke zwakte. Maar wat is precies het zwakke punt?

Waarschuwing: hier volgt een langdradige uiteenzetting...

Het meest opvallende verschil dat de voorklimroutes van de minder steile routes onderscheidt, is de allround fysieke inspanning die ze vereisen. De grepen zijn beter, maar om de armen voldoende te ontlasten is een combinatie van goede voetentechniek en veel lichaamsspanning nodig om het lichaamsgewicht ook in de horizontale daken nog grotendeels met de benen te dragen. Niet uit te vlakken - maar wel makkelijk te vergeten - is dat de techniek van klimmen in steil terrein aanzienlijk complexer is dan in het meer verticale regime. Mijn eerste gedachte is dan ook dat een gebrek aan een combinatie van specifieke kracht en techniek er verantwoordelijk voor is dat ik voor het einde van de routes met volledig opgepompte onderarmen uit de muur kom vallen. Ik twijfel aan deze theorie om het volgende: in de rechter overhang zitten twee routes (paars 6b en geel 6b+) waarin op twee punten een volledige rust te vinden is, die ik met meer gemak klim dan elke andere route in de hal met een vergelijkbare waardering. Als deze rustposities in mijn geval simpelweg de gelegenheid bieden om te herstellen van een gebrekkige tocht ernaartoe, dan hadden beide routes wel een bijpassende, lagere waardering gekregen. Immers: ze zouden dan voor iedereen makkelijker zijn en dat is kennelijk niet het geval.

Een alternatieve en wellicht logischer verklaring is dan een gebrek aan vermogen om langdurig een anaerobe krachtinspanning te leveren. In het engels wordt dit vaak 'power endurance' genoemd, ik noem het hier maar even 'krachtuithoudingsvermogen'. Gek genoeg ervaar ik dit op de minder steile wanddelen niet als een opvallende zwakte. Zou krachtuithoudingsvermogen zo specifiek gerelateerd kunnen zijn aan de aard van de inspanning dat in een flinke overhang mijn onderarmen relatief sneller verzuren? Wie het weet, mag het zeggen...

Een lichtpuntje in het verhaal is dat het voor de inrichting van mijn training niet heel veel verschil hoeft te maken of ik de diagnose van mijn zwakste punt nu leg bij kracht en techniek of bij krachtuithoudingsvermogen. Ik ben geenszins een sportfysioloog, maar voor zover ik het goed begrepen heb, zijn de fysiologische aanpassingen aan krachttraining (in het bijzonder die van vingers en onderarmen) een uitermate langzaam proces dat jaren kan duren, voordat een groot verschil merkbaar is. De fysiologische aanpassingen op training van het krachtuithoudigsvermogen daarentegen zijn vooral gericht op een betere doorbloeding. Hier is het lichaam wat bedrevener in en daarom kan een goed trainingsregime binnen enkele weken al flinke resultaten opleveren. Wat dat voor de inrichting van mijn training betekent, is dat kracht continu met een goede regelmaat en veel geduld getraind moet worden, terwijl het krachtuithoudingsvermogen in de laatste maand voor een geplande prestatiepiek (een bezoek aan rotsen...) bijgespijkerd moet kunnen worden. Dus of mijn zwakte nu bij de kracht en techniek of bij het krachtuithoudingsvermogen ligt, het zwaartepunt van mijn training zal het grootste deel van de tijd bij het eerste moeten liggen. Ofwel: veel boulderen!

Binnenkort begint het buitenseizoen en zullen de eerste routes op rotsen weer geklommen worden. In de weken ervoor zal ik proberen een goed trainingsregime voor krachtuithoudingsvermogen te volgen (daarover binnenkort meer) en dan ontdek ik vanzelf of alle het peinzen en nadenken erover nuttig is geweest. Theorie en praktijk zijn helaas vaak twee verschillende zaken... Een mooie bijkomstigheid: als ik deze weken van veel verzuren erop heb zitten en ik weet hoe nuttig het trainen van mijn krachtuithoudingsvermogen is geweest, kan ik hopelijk ook de vraag beantwoorden waar dit bericht mee begon.

maandag 28 februari 2011

Doelen en motivatie

Motivatie is essentieel voor het volhouden van een gedisciplineerde training. Dat klinkt logisch, maar werpt ook een tegenstrijdigheid op: goede training is niet altijd leuk. Belangrijk is bijvoorbeeld om het overgrote leeuwendeel van de trainingstijd te spenderen aan het trainen van persoonlijke zwaktes en het kan bijzonder confronterend (en soms zelfs demotiverend zijn) om te falen in een relatief eenvoudige route met het zwaartepunt op een persoonlijke zwakte. Liever stap ik dan in die veel hoger gewaardeerde route die me een stuk makkelijker afgaat. Het trainingseffect daarvan is echter zeer gering. Niet te vaak doen dus...

Ik denk dat het stellen van doelen voor het beperkte aantal bezoeken aan rots dat ik maak volkomen veilig is en vooral positief werkt. Het beinvloed het verloop van mijn training niet en motiveert me wel om daar het maximale uit te halen. Daarom heb ik mijn doelen op rots erg concreet geformuleerd: in 2011 wil ik 7b klimmen en zoals in mijn vorige bericht al gezegd, in 2013 is dat 8a. Boulderdoelen stellen vind ik nog lastig, omdat ik nog nooit een boulderprobleem geprobeerd heb. In 2013 zou 7C mooi zijn, maar afhankelijk van de mate van het succes in boulderen dit jaar is dat een nog erg flexibel doel.

Doelen tijdens de training zijn een ander verhaal. Ik heb ze in zekere mate nodig om gemotiveerd te blijven, maar ze leiden me vaak af van een goede trainingsopbouw. Routes en boulders in de klimhal zijn reeksen van plastic grepen die er elk moment weer uitgeschroefd kunnen worden. In plaats van projecten waarmee ik de persoonlijke grens kan verlegen, probeer ik ze te zien als trainingsmogelijkheden. De waardering zou ik moeten vergeten: een 6b+ op een persoonlijke zwakte is veel meer waard dan een 7a die me goed ligt. En het proberen van vier compleet verschillende routes zonder ze uiteindelijk uit te klimmen is meer waard dan het investeren van dezelfde tijd in het uitwerken, oefenen en uitklimmen van een enkele route. En toch is dat succesje van die enkele route af en toe nodig om de motivatie hoog te houden.

Zo heb ik me de afgelopen week 'getrakteerd' op een project dat ik uit mag klimmen. Op de pijler zit een mooie 7a, zowel technisch als fysiek, die ik in een paar pogingen heb uitgewerkt en nu op de laatste 3 passen na kan uitklimmen. Het uitwerken ervan heeft zeker een trainingseffect gehad, het duurde even voordat ik de passen door het dak en de zware voet-bij-hand passen in de overhang allemaal doorhad en soepel kon maken. Donderdag kon ik hem opeens bijna uitklimmen en dat schepte de hoop dat ik hem gisteren 'even' zou afronden. Uiteindelijk is mijn hele training eraan opgegaan, ben ik 7 keer net onder de top gevallen en heb ik mijn trainingsplan volledig in de steek gelaten. En heb ik hem nu uitgeklommen? Natuurlijk niet, na poging drie ging het alleen maar bergafwaards. Ik houd mezelf maar voor dat ik op zijn minst nog wat volume getraind heb met het zeven keer bijna volledig doorlopen van een zware route. Morgen gun ik mijzelf er een nog een paar pogingen in en dan ga ik gauw weer terug naar 'echte' training en blijf ik weer even uit de buurt van een project. Laat het buitenseizoen alsjeblieft weer gauw beginnen!

Welkom!

Zo, eindelijk heb ik een plekje om van mij af te schrijven over wat elk moment van elke dag mijn gedachten beheerst: rotsklimmen. Ik klim nog niet bijzonder lang, toon geen bijzonder snelle progressie noch een bijzonder talent en heb geen enkel bijzonder resultaat geboekt. Vanzelfsprekend staat dat me niet in de weg om te dromen van een gestage weg naar de top. Nog voordat ik mijn promotieonderzoek heb afgerond (dat geeft me nog zo'n twee en een half jaar de tijd), wil ik mijn eerste 8a sportklimroute geklommen hebben en een 7C boulder hebben getopt. De tussenstand: in september 2010 heb ik mijn eerste 7a geklommen en een boulderprobleem heb ik nog nooit aangeraakt.

Een lange weg te gaan dus en daarom probeer ik serieus te trainen, na te denken over de opbouw ervan en over een levenstijl die de training ondersteunt. In deze blog zal ik regelmatig vanalles schrijven over mijn trainingen in de tofste klimhal van Nederland en over mijn uitstapjes naar de rotsen. Dat laatste is immers waar alle training voor moet dienen: presteren op de rots!